Ondersteuning bij baby in stuitligging

Bij een stuitligging ligt een ongeboren baby met het hoofdje naar boven in plaats van tegen de baarmoedermond. Dat hoeft op zich niet ernstig te zijn. De baby kan zelf draaien en doet dat meestal ook. Tussen de 20 en 25 weken in de zwangerschap ligt ongeveer één op de drie kinderen met het hoofd naar boven. Na de vijfendertigste week komt een stuitligging nog maar bij 3 tot 7 procent van de zwangerschappen voor.

Draaien

Ligt je baby dan nog in stuitligging, dan brengt een bevalling risico’s met zich mee en wordt vaak besloten om een keizersnede uit te voeren. Om dat te voorkomen, proberen verloskundigen en gynaecologen het kindje vaak voor de geboorte te draaien. Dat lukt in naar schatting bij 20 tot 60 procent van de stuitliggingen.

Ruimte

Zo’n draaiing is een apart specialisme waarvoor je opgeleid moet zijn. Een osteopaat is daartoe niet bevoegd. Maar osteopathie kan wel helpen als voorbereiding op het draaien. Dat gebeurt door de structuren rond het middenrif en het kleine bekken te behandelen. Door daar spanning weg te nemen, ontstaat er voor het kindje meer ruimte om te kunnen draaien.

Beeld: Pexels/Pixabay